Geschiedenis

Wie was Johan Messchaert?

Op 22 augustus 1857 werd Johannes Martinus Messchaert geboren op het adres Breed 26. Hij was de zoon van Pieter Messchaert en Maria Schouman. Vader was eigenaar van een winkel voor gereedschappen en ijzerwaren.

Zijn muzikale interesse gaf hij vorm in het voorzitterschap van het Hoornse koor ‘Sappho’. Zijn moeder kwam uit een Dordts geslacht dat enkele schilders had voortgebracht. Johan had aanleg voor muziek maar moest een degelijk vak leren. Op de middelbare school wilde het niet lukken. Daarom werd hij naar Arnhem gestuurd om tot bloem- en boomkweker te worden opgeleid. Hij was ondergebracht bij de familie Meyroos die vanuit Hoorn naar Arnhem was verhuisd. De heer Meyroos werkte daar als violist en het was dan ook vanzelfsprekend dat de muzikale, aankomende bloemist de beginselen van het vioolspel werden bijgebracht.
Johan werd regelmatig gevraagd om op het zoontje des huizes te passen. Hij vermaakte het ventje dan vaak door liedjes voor hem te zingen, waarbij hij zich op de viool begeleidde. De heer en mevrouw Meyroos waren zo van zijn stem verrukt dat zij hem de raad gaven een zangersopleiding te gaan volgen. Omdat er in Nederland geen hoger muziekonderwijs bestond vertrok Johan naar Keulen, waar hij zich op het conservatorium liet inschrijven. Na anderhalf jaar vervolgde hij zijn opleiding bij onder andere Julius Stockhausen te Frankfurt.
Zijn belangstelling ging steeds meer in de richting van het muziekdrama. Vandaar zijn vertrek naar de Koninklijke Muziekschool te München. Hij volgde daar lessen bij de regisseur Brìllot,de zangleraar Von Schmidt en de concertmeester Abel.

In 1881, na afronding van zijn studie, werd hij door Daniël de Lange overgehaald om naar Nederland terug te komen. Tijdens de winter van 1881-1882 boekte hij de eerste successen als concertzanger. Tevens werd hij docent aan de Amsterdamse ‘Toonkunst’ muziekschool.
Eind 1883 nam hij met Daniël de Lange, Frans Coenen en Julius Röntgen het initiatief bij het tot stand komen van een conservatorium in Amsterdam. Als concertzanger kreeg hij uitnodigingen vanuit alle grote muziekcentra in Europa. Hij verwierf grote bewondering voor zijn vertolking van de Christus partij in de Matthëus Passion van Bach, die door Mengelberg tot traditie was geworden. Met zijn vaste begeleider Julius Röntgen wist hij zijn gehoor met prachtige voordrachten tijdens liederavonden te boeien. Door de vader van Röntgen kwam hij in contact met Brahms en Grieg. Componisten vonden het een eer wanneer hij hun werk in première wilde brengen. Hierbij traden zij vaak zelf als begeleider op,
zoals Grieg in Nederland en Noorwegen. Met Mahler maakte hij een concertreis langs Duitse steden en ook met Richard Strauss stond hij op diverse podia.

Naast zijn vele concerten gaf hij les aan het Amsterdams conservatorium. Daar had hij een kring van leerlingen, waartoe onder andere Catharina van Rennes en Alphons Diepenbrock behoorden. Grote successen waren er ook met het Amsterdams Vocaal Kwartet, dat hij vormde met Aaltje Noordewier-Reddingius, Cato Loman en Johan Rogmans. Jammer genoeg was hij overgevoelig voor problemen met de stem.Om gezondheidsredenen vestigde hij zich in het najaar van 1900 in Wiesbaden. Geleidelijk aan begon zijn werk als docent een belangrijker plaats in te nemen dan zijn optreden. Hij moest steeds vaker concerten afzeggen.
In 1917 was hij 40 jaar zanger en zong hij zijn laatste Christuspartij in de Matthëus Passion. In 1919 gaf hij aan de heer J.C.Kerkmeyer toestemming om zijn naam aan de concerten te verbinden, die in het ‘Oude Park’ werden gegeven.Hij volgde deze concerten vanaf de tapkast achter in de zaal. Zo ontstond de concertvereniging Johan Messchaert.
Na zijn afscheid als zanger genoot hij nog slechts vijf jaar van een huiselijk leven met zijn vrouw Johanna Alma en de tweeling Maris en Elisabeth. Op 10 september 1922 stierf hij aan een embolie na een operatie aan de blindedarm te Küsnacht.
Na een inzameling onder bewonderaars werd in Hoorn in 1925 een gedenkteken geplaatst in het parkje tegenover het station. Van zijn stem zijn nooit opnamen gemaakt omdat hij vond dat de klank teveel werd vervormd.

Wat ons rest van deze man, die zo’n grote rol in de Europese muziekcultuur heeft gespeeld, zijn een archief, door vrouw en dochters bijeengebracht, een portret, een gedenkteken, een straatnaam en de Concertstichting Johan Messchaert.

Oprichting van de Concertstichting

Aan het eind van het jaar 1919 wordt op instigatie van de bekende Hoornaar J. C. Kerkmeijer tot oprichting besloten van een “Hoornsche Concertvereeniging” voor de organisatie van muziekuitvoeringen. Binnen een maand zijn er 230 leden. Het bestuur is zeer ingenomen met de toestemming van Johan Messchaert om zijn naam aan de vereniging te verbinden, en deze naam burgert al snel in: men ging en gaat naar “Johan Messchaert”. Op menig concert van de stichting ontwaart men de grote zanger achterin de oude Park-zaal, alwaar hij ontspannen luisterend aan de toog van een biertje nipt. In zijn geboortestad trad hij regelmatig op tegen een gereduceerd tarief. Op 24 oktober 1894 dankt de Nieuwe Courant hem met de woorden: “Wij, inwoners van Hoorn kunnen het niet genoeg waarderen in de Heer Messchaert, dat hij, de wereldberoemde zanger, de stad zijner geboorte niet vergeet en steeds zoo welwillend is om telken jare zijne vroegere medeburgers van zijn groote gaven te doen genieten”.

Hij was rond 1900 in Europa zo bekend, dat een brief door Brahms vanuit Ischl was geadresseerd:

An Herr Professor der Musik
Johan Messchaert
Amsterdam
(Holland)

Deze brief werd zonder probleem bezorgd.

Johan Messchaert was een Hoornse zanger die in het internationale muziekleven zo’n belangrijke plaats heeft ingenomen waardoor in het Amsterdamse Concertgebouw zijn portret, geschilderd door Jan Veth, is opgenomen in de Galerij der Groten.